De raad voor maatschappelijk welzijn stelt het OCMW-deel van de vijfde aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 vast en legt dit ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad.
Artikels 78, 4° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 (DLB).
Het meerjarenplan bestaat uit drie onderdelen: de strategische nota, de financiële nota en de toelichting. Daarenboven wordt tevens aanvullende documentatie bezorgd die achtergrondinformatie bevat die nuttig is om het meerjarenplan te beoordelen:
De toelichting bevat alle informatie over de verrichtingen in het meerjarenplan die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Een belangrijk onderdeel van de toelichting is het overzicht met de beschrijving van de financiële risico’s die het bestuur loopt; dit is onontbeerlijk om een correcte inschatting te kunnen maken van de werkelijke toestand van de financiën van het bestuur.
De gemeenten en de OCMW’s hebben een geïntegreerd meerjarenplan, maar hebben hun eigen bevoegdheden voor de vaststelling ervan. Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn dienen eerst het eigen deel van het meerjarenplan vast te stellen. Daarna kan de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, goedkeuren, waardoor het meerjarenplan definitief is vastgesteld.
In het meerjarenplan van de gemeente en het OCMW worden afzonderlijke kredieten per rechtspersoon ingeschreven. De gemeente en het OCMW blijven immers twee afzonderlijke budgettaire entiteiten. De kredieten worden duidelijk toegewezen aan elke rechtspersoon afzonderlijk, ook al wordt het beleid van beide als één geheel voorgesteld.
Het meerjarenplan moet financieel in evenwicht zijn. Dat is het geval als het voldoet aan de volgende voorwaarden:
Het geraamde beschikbaar budgettair resultaat is in geen enkel jaar negatief;
De geraamde autofinancieringsmarge voor 2025 is minstens gelijk aan nul.
Omdat de gemeente en het OCMW een geïntegreerd meerjarenplan maken, wordt het financiële evenwicht voor die twee besturen als één geheel gepresenteerd en beoordeeld.
De twee bovenvermelde evenwichtsvoorwaarden worden aangevuld met indicatoren over het geconsolideerde evenwicht en de gecorrigeerde autofinancieringsmarge, een indicator die abstractie maakt van de gekozen financieringswijze. Deze indicatoren betreffen echter geen afdwingbare normen.
De staat van het financieel evenwicht van de gemeente en het OCMW toont ook het beschikbaar budgettair resultaat, de autofinancieringsmarge en de gecorrigeerde autofinancieringsmarge van het autonoom gemeentebedrijf, en het totaal voor elk van die indicatoren voor de hele groep. Die financiële evenwichtsindicatoren geven de raadsleden inzicht in de gezondheid van de financiën van de hele groep.
De beschreven procedure en de samenstelling van het beleidsrapport hebben niet enkel betrekking op de initiële vaststelling van het meerjarenplan, maar tevens op alle latere wijzigingen ervan.
De goedkeuring van de gemeenteraad is nodig omdat de gemeente de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt.
Die besluitvorming kan het best als volgt verlopen:
Als de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, niet goedkeurt, vervalt de vaststelling van het deel door de raad voor maatschappelijk welzijn en moet de procedure herhaald worden.
(Uit navraag bij de toezichthoudende overheid blijkt dat de gemeenteraad, qua chronologie, het deel van het OCMW ook kan goedkeuren vooraleer de raad voor maatschappelijk welzijn dit deel heeft vastgesteld. In deze situatie dient de goedkeuring door de gemeenteraad te worden beschouwd als zijnde verleend onder de voorwaarde dat de raad voor maatschappelijk welzijn het bewuste deel effectief vaststelt.)
Artikel. 1.
Het OCMW-deel van de vijfde aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025, met inbegrip van de beginkredieten voor boekjaar 2024, vast te stellen en dit ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.
Art. 2.
Het vaststellen van de wijze van gunnen en het bepalen van de voorwaarden, voor alle in het aangepaste meerjarenplan voorziene leveringen van goederen, diensten en werken, te delegeren aan het vast bureau.