Terug
Gepubliceerd op 28/11/2025

Besluit  RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

do 27/11/2025 - 19:30

Reglement betreffende de vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling, periode 1 januari 2026 tem. 31 december 2031 - Goedkeuring

Aanwezig: Daan VERTONGEN, voorzitter raad voor maatschappelijk welzijn
Bart LAEREMANS, burgemeester
Ewoud DE MEYER, Jelle DE WILDE, Kirsten HOEFS, Chantal LAUWERS, Trui OLBRECHTS, Philip ROOSEN, Karlijne VAN BREE, schepenen
Manon BAS, Eddie BOELENS, Nicolas BOURGEOIS, Randy BUELENS, William DE BOECK, Soufian FAROUK, Isabel GAISBAUER, Tom GAUDAEN, Gilbert GOOSSENS, Dieter GOOVAERTS, Britt JOHN, Katrien LE ROY, Luca MATON, Wim MISSOTTEN, Katleen ORINX, Wim ROBBERECHTS, Laurent VANBINST, Eliane VANCRAENENBROECK, Bart VAN HUMBEECK, Karin VERTONGEN, gemeenteraadsleden
Muriel VAN SCHEL, algemeen directeur
Verontschuldigd: Ann DAAMEN, Erkut OVALI, Ann SELLESLAGH, Gerlant VAN BERLAER, gemeenteraadsleden

De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het reglement betreffende de vaststelling van de administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling voor de periode 1 januari 2026 tem. 31 december 2031 goed.

De volgende bepalingen zijn van toepassing inzake de bevoegdheid:

Artikels 40, §3 en 41, 14° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 (DLB).

De beslissing wordt genomen op grond van:
  • Artikel 173 van de Grondwet.

  • Wetboek van 13 april 2019 inzake de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

  • De wet van 4 mei 2023 inzake de invoeging van het Boek XIX 'Schulden van de consument' in het Wetboek van economisch recht.

  • DLB.

  • Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

  • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 12 mei 2015 van de raad voor maatschappelijk welzijn inzake de vaststelling van de debiteurenprocedure van het OCMW.

  • Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 9 juni 2015 aangaande de aanpassing van de debiteurenprocedure van het OCMW zoals vastgesteld bij besluit van 9 juni 2015.

  • Besluit van de raad van maatschappelijk welzijn van 23 september 2021 houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement betreffende het vestigen van administratieve kosten in geval van geen of laattijdige betaling (dossierstuk 2).

  • Besluit van de raad van maatschappelijk welzijn van 28 november 2024 houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement betreffende het vestigen van administratieve kosten in geval van geen of laattijdige betaling (dossierstuk 4).
 
  • Besluit van de gemeenteraad van 19 december 2019 houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement betreffende het vestigen van administratieve kosten in geval van geen of laattijdige betaling (dossierstuk 1).

  • Besluit van de gemeenteraad van 23 september 2021 houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement betreffende het vestigen van administratieve kosten in geval van geen of laattijdige betaling (dossierstuk 2).

  • Besluit van de gemeenteraad van 28 november 2024 houdende de vaststelling van een gemeentelijk reglement betreffende het vestigen van administratieve kosten in geval van geen of laattijdige betaling (dossierstuk 3).
 
  • Besluit van het vast bureau van 20 oktober 2025 inzake de principiële goedkeuring van het reglement betreffende de vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling, periode 1 januari 2026 t.e.m. 31 december 2031 (dossierstuk 5).
De beslissing houdt rekening met volgende adviezen:

/

De beslissing kent volgende inhoudelijke verantwoording :

Er worden vanuit het bestuur heel wat vorderingen opgemaakt. Schuldenaren geven niet steeds gevolg aan een verzoek tot betalen, noch aan latere aanmaningsbrieven. In huidig reglement worden de kosten vastgelegd die doorgerekend zullen worden aan de schuldenaar ter vergoeding van de betalingsopvolging bij wanbetalers. 

In het kader van de integratie van het OCMW en de gemeente werd er een uniforme procedure uitgewerkt voor de verdere minnelijke invordering in geval van geen of laattijdige betaling. Meer bepaald wat betreft de aanmaningsprocedure en de mogelijkheid tot inschakeling van een derde instantie (incassobureau) voor de verdere minnelijke invordering van schulden.

Voor een verdere minnelijke invordering kan beroep gedaan worden op de diensten van een incassobureau. De verdere invordering via een dwangbevel en aanstelling van een gerechtsdeurwaarder vormt immers niet in alle gevallen de meest aangewezen aanpak, bijvoorbeeld indien de omvang van de openstaande vorderingen heel gering is.

Deze werkwijze kan voordeliger zijn voor de schuldenaar aangezien de kosten die gepaard gaan met het inschakelen van een incassobureau doorgaans lager liggen dan de tarieven die gehanteerd worden door een gerechtsdeurwaarder. Bij het aanstellen van een gerechtsdeurwaarder kan het bestuur bovendien geconfronteerd worden met bijkomende kosten indien de inning van de openstaande vorderingen niet gerealiseerd kan worden.

 

De nieuwe wet van 4 mei 2023 houdende de invoeging van boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht, legt o.a. volgende bepalingen op die een impact hebben op de minnelijke invorderingsprocedure:

  • Wanneer de schuldenaar zijn schuld niet heeft betaald op de vervaldatum van de factuur/aanslagbiljet, is het bestuur verplicht een eerste kosteloze herinnering te sturen. Bijkomende invorderingskosten kunnen enkel ingevorderd worden na verzending van deze eerste herinnering en na het verstrijken van een termijn van ten minste veertien kalenderdagen die ingaat op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de schuldenaar.
  • In geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de schuld na het verstrijken van de termijn van veertien kalenderdagen, kan geen enkele andere betaling dan deze hierna vermeld worden gevorderd van de consument:
    • de verwijlinteresten (die niet hoger mogen zijn dan bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties) en/of;
    • een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan:

   a) 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150,00 euro is;

   b) 30,00 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500,00 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500,00 euro is;

   c) 65,00 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500,00 euro met een maximum van 2.000,00 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500,00 euro is.

 

Er wordt voorgesteld om de procedure als volgt verder te zetten en vast te leggen:

  • de eerste herinnering blijft kosteloos en de bijkomende betaaltermijn wordt vastgelegd 14 kalenderdagen;
  • na het verstrijken van bovenvermelde termijn zal een tweede herinnering verzonden worden en zal er vanaf dan een administratieve kost van 15,00 euro verschuldigd zijn aan het gemeentebestuur;
  • de bijkomende betaaltermijn die verleend wordt in de tweede herinnering wordt vastgesteld op 7 kalenderdagen;
  • indien na het verstrijken van de betaaltermijn vermeld in de tweede herinnering de betaling niet ontvangen werd, kan het dossier voor verdere (minnelijke) invordering worden overgemaakt aan een incassobureau of gerechtsdeurwaarder;
  • Indien het bestuur voor de verdere afhandeling van de invorderingsprocedure beroep doet op een derde instantie (incassobureau) zal de schuldenaar onderstaande kosten verschuldigd zijn. Deze kosten zullen worden geïnd door en voor rekening van het incassobureau.
    1. de verwijlinteresten die niet hoger zijn dan de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties;
    2. Een forfaitaire vergoeding van:
    • 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150,00 euro is. De forfaitaire vergoeding van 20,00 euro omvat de kost van 15,00 euro die voordien verschuldigd was aan het gemeentebestuur;
    • 30,00 euro als het verschuldigde bedrag hoger is dan 150,00 euro. De forfaitaire vergoeding van 30,00 euro omvat de kost van 15,00 euro die voordien verschuldigd was aan het gemeentebestuur.
Bijkomende info:

/

Publieke stemming
Aanwezig: Daan VERTONGEN, Bart LAEREMANS, Ewoud DE MEYER, Jelle DE WILDE, Kirsten HOEFS, Chantal LAUWERS, Trui OLBRECHTS, Philip ROOSEN, Karlijne VAN BREE, Manon BAS, Eddie BOELENS, Nicolas BOURGEOIS, Randy BUELENS, William DE BOECK, Soufian FAROUK, Isabel GAISBAUER, Tom GAUDAEN, Gilbert GOOSSENS, Dieter GOOVAERTS, Britt JOHN, Katrien LE ROY, Luca MATON, Wim MISSOTTEN, Katleen ORINX, Wim ROBBERECHTS, Laurent VANBINST, Eliane VANCRAENENBROECK, Bart VAN HUMBEECK, Karin VERTONGEN, Muriel VAN SCHEL
Voorstanders: Bart LAEREMANS, Ewoud DE MEYER, Jelle DE WILDE, Kirsten HOEFS, Chantal LAUWERS, Trui OLBRECHTS, Philip ROOSEN, Karlijne VAN BREE, Manon BAS, Eddie BOELENS, Nicolas BOURGEOIS, Randy BUELENS, Ann DAAMEN, William DE BOECK, Soufian FAROUK, Isabel GAISBAUER, Tom GAUDAEN, Gilbert GOOSSENS, Dieter GOOVAERTS, Britt JOHN, Katrien LE ROY, Luca MATON, Wim MISSOTTEN, Katleen ORINX, Erkut OVALI, Wim ROBBERECHTS, Ann SELLESLAGH, Laurent VANBINST, Eliane VANCRAENENBROECK, Bart VAN HUMBEECK, Daan VERTONGEN, Karin VERTONGEN
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
BESLUIT

Artikel 1.

Onderstaand reglement betreffende vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling goed te keuren:

Reglement betreffende vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling, periode 1 januari 2026 tem. 31 december 2031

Artikel 1.

Met ingang van 1 januari 2026 voor een termijn eindigend op 31 december 2031 worden in geval van geen of laattijdige betaling bijkomende administratieve kosten gerekend.


Art. 2.

De kosten zijn verschuldigd door de schuldenaar van de fiscale en/of niet-fiscale schuldvordering waaraan de aangerekende kosten gerelateerd zijn.


Art. 3.

Na het verstrijken van de betalingstermijn voorzien op de factuur of het aanslagbiljet, ontvangt de schuldenaar een eerste herinnering met een nieuwe betalingstermijn van 14 kalenderdagen die ingaat op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de schuldenaar.

Wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden, vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de schuldenaar.

Na het verstrijken van de betalingstermijn vermeld in de eerste herinnering, ontvangt de schuldenaar een tweede herinnering (desgevallend via aangetekende zending) met een nieuwe betalingstermijn van 7 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de herinneringsdatum.


Art. 4.

Bij het verzenden van de eerste herinnering worden er geen kosten aangerekend.

Na het verstrijken van de betalingstermijn van 14 kalenderdagen zoals opgenomen in de eerste herinnering wordt er een 2de herinnering verstuurd en is de schuldenaar een administratieve kost verschuldigd van 15,00 euro.


Art. 5.

Indien het bestuur voor de verdere afhandeling van de invorderingsprocedure beroep doet op een derde instantie (incassobureau) zal de schuldenaar onderstaande kosten verschuldigd zijn. Deze kosten zullen worden geïnd door en voor rekening van het incassobureau.

  1. de verwijlinteresten die niet hoger zijn dan de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties;
  2. Een forfaitaire vergoeding van:
  • 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150,00 euro is. 
  • 30,00 euro als het verschuldigde bedrag hoger is dan 150,00 euro.
De forfaitaire vergoeding omvat de 15,00 euro die aan het bestuur verschuldigd was als administratieve kost voor het verzenden van een 2de herinnering. Indien het bestuur beroep doet op een derde instantie (incassobureau), dan treedt deze laatste in de plaats van het gemeentebestuur als begunstigde van deze administratieve kost.


Art. 6. - opheffingsbepaling

Het reglement van 28 november 2024 betreffende de vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling wordt opgeheven bij de inwerkingtreding van huidig reglement.
 
Art. 2.

Dit besluit bekend te maken overeenkomstig de bepalingen van “Afdeling 2. Bekendmaking en inwerkingtreding, Hoofdstuk 1. Akten van het lokaal bestuur, Titel 5. De werking van het lokaal bestuur" DLB.