De gemeenteraad keurt het retributiereglement betreffende de vaststelling van de administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling voor de periode 1 januari 2026 tem. 31 december 2031 goed.
Artikels 40, §3 en 41, 14° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 (DLB).
/
Er worden vanuit het bestuur heel wat vorderingen opgemaakt. Schuldenaren geven niet steeds gevolg aan een verzoek tot betalen, noch aan latere aanmaningsbrieven. In huidig reglement worden de kosten vastgelegd die doorgerekend zullen worden aan de schuldenaar ter vergoeding van de betalingsopvolging bij wanbetalers.
In het kader van de integratie van het OCMW en de gemeente werd er een uniforme procedure uitgewerkt voor de verdere minnelijke invordering in geval van geen of laattijdige betaling. Meer bepaald wat betreft de aanmaningsprocedure en de mogelijkheid tot inschakeling van een derde instantie (incassobureau) voor de verdere minnelijke invordering van schulden.
Voor een verdere minnelijke invordering kan een beroep gedaan worden op de diensten van een incassobureau. De verdere invordering via een dwangbevel en aanstelling van een gerechtsdeurwaarder vormt immers niet in alle gevallen de meest aangewezen aanpak, bijvoorbeeld indien de omvang van de openstaande vorderingen heel gering is.
Deze werkwijze kan voordeliger zijn voor de schuldenaar aangezien de kosten die gepaard gaan met het inschakelen van een incassobureau doorgaans lager liggen dan de tarieven die gehanteerd worden door een gerechtsdeurwaarder. Bij het aanstellen van een gerechtsdeurwaarder kan het bestuur bovendien geconfronteerd worden met bijkomende kosten indien de inning van de openstaande vorderingen niet gerealiseerd kan worden.
De nieuwe wet van 4 mei 2023 houdende de invoeging van boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht, legt o.a. volgende bepalingen op die een impact hebben op de minnelijke invorderingsprocedure:
a) 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150,00 euro is;
b) 30,00 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500,00 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500,00 euro is;
c) 65,00 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500,00 euro met een maximum van 2.000,00 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500,00 euro is.
Er wordt voorgesteld om de procedure als volgt verder te zetten en vast te leggen:
/
Artikel 1.
Onderstaand retributiereglement betreffende vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling goed te keuren:
Retributiereglement betreffende vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling, periode 1 januari 2026 t.e.m. 31 december 2031
Artikel 1.
Met ingang van 1 januari 2026 voor een termijn eindigend op 31 december 2031 worden in geval van geen of laattijdige betaling bijkomende administratieve kosten gerekend.
Art. 2.
De kosten zijn verschuldigd door de schuldenaar van de fiscale en/of niet-fiscale schuldvordering waaraan de aangerekende kosten gerelateerd zijn.
Art. 3.
Na het verstrijken van de betalingstermijn voorzien op de factuur of het aanslagbiljet, ontvangt de schuldenaar een eerste herinnering met een nieuwe betalingstermijn van 14 kalenderdagen die ingaat op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de schuldenaar.
Wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden, vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de schuldenaar.
Na het verstrijken van de betalingstermijn vermeld in de eerste herinnering, ontvangt de schuldenaar een tweede herinnering (desgevallend via aangetekende zending) met een nieuwe betalingstermijn van 7 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de herinneringsdatum.
Art. 4.
Bij het verzenden van de eerste herinnering worden er geen kosten aangerekend.
Na het verstrijken van de betalingstermijn van 14 kalenderdagen zoals opgenomen in de eerste herinnering wordt er een 2de herinnering verstuurd en is de schuldenaar een administratieve kost verschuldigd van 15,00 euro.
Art. 5.
Indien het bestuur voor de verdere afhandeling van de invorderingsprocedure een beroep doet op een derde instantie (incassobureau) zal de schuldenaar onderstaande kosten verschuldigd zijn. Deze kosten zullen worden geïnd door en voor rekening van het incassobureau.
- de verwijlinteresten die niet hoger zijn dan de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties;
- Een forfaitaire vergoeding van:
- 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150,00 euro is.
- 30,00 euro als het verschuldigde bedrag hoger is dan 150,00 euro.
De forfaitaire vergoeding omvat de 15,00 euro die aan het bestuur verschuldigd was als administratieve kost voor het verzenden van een 2de herinnering. Indien het bestuur een beroep doet op een derde instantie (incassobureau), dan treedt deze laatste in de plaats van het gemeentebestuur als begunstigde van deze administratieve kost.
Art. 6. - opheffingsbepaling
Het reglement van 28 november 2024 betreffende de vaststelling van administratieve kosten voor de invordering van fiscale en niet-fiscale vorderingen in geval van geen of laattijdige betaling wordt opgeheven bij de inwerkingtreding van huidig reglement.
Art. 2.
Dit besluit bekend te maken overeenkomstig de bepalingen van “Afdeling 2. Bekendmaking en inwerkingtreding, Hoofdstuk 1. Akten van het lokaal bestuur, Titel 5. De werking van het lokaal bestuur" DLB.