Besluit  COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

De beslissing wordt genomen op grond van:

• De hierna voorziene maatregel betreft gemeentewegen.
• De wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968.
• Het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
• Het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.
• Het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.
• Het uitvoeringsbesluit van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens.
• De omzendbrief MOB/2009/1 van 3 april 2009.
• De nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988.

• Besluit van de gemeenteraad van 22 september 2016 houdende de delegatie van de bevoegdheid om aanvullende reglementen op te maken aan het college.

• Besluit van het college van burgemeester en schepenen van 31 mei 2021 betreffende de mobiliteitsmaatregelen en opmaak van het plan Kruipstraat in kader van verkaveling Beigemveld (bijlage 1). 
• Besluit van het college van burgemeester en schepenen van 14 juni 2021 betreffende het wegenisontwerp Kruipstraat in kader van verkaveling Beigemveld (bijlage 2).
• Besluit van het college van burgemeester en schepenen van 16 augustus 2021 betreffende de resultaten van de openbare onderzoeken en mobiliteitsmaatregelen in het kader van verkaveling Beigemveld (bijlage 3).

• Mobiliteitsstudie over het project Beigemveld, opgesteld door Antea Belgium nv (bijlage 5). 

De beslissing houdt rekening met volgende adviezen:

/

De beslissing kent volgende inhoudelijke verantwoording:

In kader van het verkavelingsproject Beigemveld werd in het weggedeelte van de Kruipstraat gelegen tussen de Pieter Pauwel Rubensstraat en het projectgebied een verbreding van de rijweg aanbevolen inclusief de aanleg van een voetpad. De weg diende hierbij met 50 cm verbreed te worden tot een breedte van 4 meter en er diende een voetpad van minimum 1 meter te worden aangelegd. Op deze manier is de weg voldoende breed om dubbelrichtingsverkeer op een kwalitatieve manier op te vangen. Daarnaast wordt de veiligheid van voetgangers op een dergelijke wijze verbeterd met de inpassing van een voetpad.

In het weggedeelte van de Kruipstraat gelegen tussen de Keienberglaan en de Pieter Pauwel Rubensstraat is er echter onvoldoende ruimte om de rijweg te verbreden. Hierbij zou de verbreding van de rijweg of de inpassing van een voetpad de mogelijkheid tot parkeren op de private opritten wegnemen.

 

In de mobiliteitsstudie wordt het invoeren van een knip of eenrichtingsverkeer in verschillende varianten als bijkomende maatregel onderzocht om het stuk van de Kruipstraat gelegen tussen de Pieter Pauwel Rubensstraat en de Keienberglaan te ontlasten van het verkeer van de nieuwe verkaveling. Elk van deze maatregelen heeft ook een aantal nadelen (p33-38 in bijlage 5). Het studiebureau concludeerde na afweging dat met eventuele bijkomende maatregelen best wordt gewacht tot de noodzaak ervan zou blijken. Dit dient dan gepaard te gaan met de nodige monitoring en buurtbevraging. 

 

De diensten en schepen van omgeving formuleerde evenwel nog de aanbeveling om het stuk van de Kruipstraat gelegen tussen de Keienberglaan en de Pieter Pauwel Rubensstraat voor te behouden voor plaatselijk verkeer om de verkeersintensiteiten er te beperken. Het gemotoriseerd verkeer uit de nieuwe wijk wordt zo afgeleid naar de Pieter Pauwel Rubensstraat en de Gaston Geleynstraat, die een stuk breder zijn dan de Kruipstraat. Het gemotoriseerd verkeer uit de Pieter Pauwel Rubensstraat en de Pieter Breughelstraat zal dan eveneens via de Gaston Geleynstraat dienen te ontsluiten. 

 

Artikel 2.47 van de wegcode definieert 'plaatselijk verkeer' als volgt: De voertuigen van de bewoners en hun bezoekers, de voertuigen voor levering inbegrepen, de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, de voertuigen voor onderhoud en toezicht, wanneer de aard van hun opdracht dit rechtvaardigt, de prioritaire voertuigen bedoeld in artikel 37 en fietsers en ruiters. Fietsers die in dit weggedeelte geen bestemming hebben, behouden dus doorgang. 

 

De hierna voorziene maatregel betreft enkel gemeentewegen.

Bijkomende info:

/